Toespraak bij de herverkiezing tot scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland.
‘Ben jij daar waar Ik ben?’
Deze vraag heeft mij, sinds ik die hoorde, niet meer losgelaten. En heeft mij gestimuleerd om me opnieuw kandidaat te stellen als scriba van de generale synode.
Roeping
Het gebeurde zomaar tijdens een stilteviering in de kerkelijke gemeente in mijn woonplaats. – Ik deelde dit gebeuren eerder al met sommigen van u. – Tijdens de lange stilte concentreerde ik me op de Christusicoon, voor in de kerk. Terwijl ik mijn ogen en hart richtte op een afbeelding van de Levende, was het alsof ik een stem uit de stilte hoorde: ‘René, ben jij daar waar Ik ben?’ Ik voelde me rechtstreeks aangesproken: jij daar op die stoel, dominee, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, ben jij waar Ik ben? De vraag riep bij mij de wedervraag op: ben ik, ook als scriba, daar waar Jezus zich laat vinden?
Dit gebeurde in de tijd, nog vóór corona, waarin ik intensief met anderen in gesprek was over de visienota ‘Van U is de toekomst’. Al deze gesprekken cirkelden om de vraag: waar zijn we als kerk in deze tijd toe geroepen?
De vraag ‘Ben jij daar waar Ik ben?’ hoorde ik als roeping. Roeping is wat anders dan zelf iets roepen. Roeping komt naar je toe, overkomt je. Soms klinken er woorden in je leven waar je niet meer van loskomt. En waar je ook niet meer van los wilt komen. Zo heb ik het ervaren en daarom sta ik hier.
Het Magnificat
Ik heb nagedacht over een focus, een ijkpunt voor deze nieuwe periode als scriba. Ik heb dit gevonden in de lofzang van Maria: het Magnificat. Een magistraal lied over God die haar ziet: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.’[1] De kerk van alle tijden en plaatsen heeft dit lied in ontelbare varianten vertaald en gezongen. In kloosters en kathedralen, in de versies van Monteverdi, Bach, Purcell en Arvo Pärt, van Sela en Taizé, van black gospel tot rap.
Maria zingt haar lied als antwoord op de roeping om op heel pregnante wijze daar te zijn waar Jezus is: als moeder. Deze roep bepaalt haar verdere leven. Maria verwoordt de gestalte van de kerk[2]: je laten roepen, je beschikbaar stellen hoe dwaas het wellicht ook lijkt, weten van Advent, van God die komt en de rollen omdraait.
De originele liedtekst in het Lucasevangelie bestaat oppervlakkig bekeken uit een aantal willekeurig bijeengeraapte bijbelverzen uit het Oude Testament. Het lied van Hanna, die vrouw op wie men neerkeek omdat zij geen kinderen kon krijgen, geen toekomst in zich had, klinkt erin door. Maria ziet het al voor zich hoe God alles anders maakt. Haar lied is lofzang en strijdlied tegelijk. Het heeft de grondtoon van genade, weet van toewijding – ‘mij geschiede naar uw woord’[3] – en richt zich op Gods toekomst.
Tegelijk ontstijgt het Magnificat het persoonlijke. Maria profeteert ver boven zichzelf uit. Ze zingt over God die opkomt voor rechtelozen en verdrukten, die rijken leeg, failliet, wegstuurt en machthebbers onttroont. God kijkt niet omhoog maar naar beneden. Deze manier van zien is eigen aan God, zo scheef Luther bij dit lied.[4] Laten we daarom maar niet te veel treuren over het verlies van macht en aanzien van de kerk in onze tijd en cultuur. God ziet immers laag.
Maria, een kwetsbaar meisje zonder status of positie, zingt dit lied. Uitgerekend zij is de gestalte van de kerk. Willem Barnard typeert treffend de Magnificat-gestalte van de kerk waartoe we juist ook in onze tijd geroepen worden: ‘Daarin (in het Magnificat) zich te herkennen is erkennen, dat toewijding aan God en zorg voor het leven op aarde elkaar niet uit- maar insluit. De volstrekte toewijding aan God en die zorg voor het leven op aarde zijn samen messiaans.’ ‘Zij – Maria – is het symbool van de ekklesia (van de kerk) die zich niet schikt in het potentiedenken. Zij is de ekklesia van het Magnificat en daarin het tegenbeeld van de stier, verguld en wel.’[5] De beeldtaal van de visienota en van het beleidsdocument van de dienstenorganisatie verwoordt het zo: God zelf verzamelt en roept ons aan twee altaren of tafels, zowel midden in de kerk als te midden van de meest kwetsbaren.
Ik voel me geroepen om als scriba van de kerk ook de komende jaren hieraan dienstbaar te zijn.
Toekomst
Een van de voordelen van het scribaat is dat je af en toe eens over de grens mag kijken. Zo mocht ik een paar jaar geleden een keer mee met Kerk in Actie naar een project op Lesbos. Er werd ons uitgelegd hoe het gaat met vluchtelingen die in kleine rubberbootjes aankomen. Na een incheck werden zij opgesloten achter het prikkeldraad van het overvolle kamp Moria. Een paar dagen later waren we daar getuige van. Op het strand raakte ik aan de praat met een jongeman, een twintiger, uit Aleppo. Hij had voor een lastige keuze gestaan. Of dienen in het leger van Assad en de wapens opnemen tegen zijn familieleden, of vluchten. Het laatste was hem tot zijn grote vreugde gelukt. Yes! Zijn ogen straalden. Hij was in Europa, nu glansde de toekomst hem tegemoet. Maar ik wist van het mensonterende kamp Moria, van het prikkeldraad en de uitzichtloosheid waar hij binnen een paar uur mee te maken zou krijgen. Hoe lang zouden zijn ogen nog stralen?
Op dat moment besefte ik eens te meer waar het op aankomt: op vertrouwen en hoop op God die laag ziet, op een kerk zich door het lied van Maria laat inspireren. Een kerk die weet van twee altaren die elkaar veronderstellen.
De komende tijd wil ik dan ook meer ruimte maken voor bezinning op wat het betekent dat we als kerk geroepen zijn te leven van God die in genade laag ziet. Ik noem dit het sacramentele van de kerk. Ook wil ik me bezinnen op publieke theologie, een theologie die zich niet opsluit in haar eigen bubbel maar reflecteert op waar Jezus zich laat vinden.
De focus op de toekomst wil ik ook op een andere wijze concretiseren. Het is mijn vaste voornemen om jongeren meer te betrekken bij het beleid van de kerk. Concreet door per synode voorbesprekingen te organiseren met jongere gemeenteleden. En door groepjes jongeren tijdens een jaarlijkse tweedaagse vraagstukken voor te leggen en met hen van gedachten te wisselen over analyses en oplossingen.
Dominee van de kerk, Verbi Divini Minister
Ongetwijfeld is het u in de afgelopen jaren opgevallen dat ik heel vaak de domineestitel voor mijn naam gebruik. Ik doe dat bewust. Al ben ik als scriba bijna dagelijks in de weer met beleidsstukken, naar mijn overtuiging is het wezenlijke van dit scribaat het predikantschap in algemene dienst. Ten dienste van het geheel van de kerk. Op mijn verzoek is aan de taakstelling van mijn werk als scriba dan ook het voorgaan in de kerkdiensten toegevoegd.
Verbi Divini Minister, dienaar van het goddelijk woord, dat ben ik. Vaak afgekort tot V.D.M. Laat me met die drie letters – tot slot – nog drie trefwoorden aan u mogen voorhouden; drie typeringen waar u me op mag aanspreken. V.D.M.
V: vreugde, de vreugde vanwege God en Christus de Heer. ‘Laat de Heer uw vreugde blijven’[6] is een van mijn lievelingsteksten. In het Grieks zijn blijdschap en genade zussen van elkaar (chairo – charis). The joy of the Gospel, dat is het toch dat ons gaande houdt.
D: duurzaamheid, God is trouw aan Zijn schepping, aan Zijn schepselen, aan Zijn kerk. Daar leven we van. De kerk is misschien wel de meest duurzame organisatie van ons land. We geloven dat Hijzelf haar in stand houdt. Ons werk moet dan ook geen emotioneel strovuur maar bestendig en toekomstgericht zijn. We worden geroepen de trouw van God te weerspiegelen. In ons omgaan met elkaar alsook met Gods schepping, de natuur. Duurzaamheid en klimaat zijn dan ook belangrijke thema’s in de komende periode.
M: moed. Wees gerust, ik bedoel niet mijn moed of opgepompt zelfvertrouwen als ‘nieuwe kruisvaarder’[7]. Integendeel. Juist in coronatijd heeft de spreuk ‘houd moed, heb lief’ extra betekenis voor me gekregen. Ik hoor het als aansporing op grond van de belofte in het, volgens Matteüs, laatste woord van Jezus op aarde: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. (…) Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’[8]
Opnieuw scriba
‘Ben jij daar waar Ik ben?’
In het beroep dat u als synode vandaag op mij doet om een nieuwe periode als scriba te dienen, hoorde ik opnieuw een echo van die vraag. Ik dank u van harte voor het vertrouwen dat spreekt uit de herverkiezing. In alle bescheidenheid zeg ik in antwoord op vraag naar waar ik ben: hier ben ik! En ik nodig u uit om, met mij, mee te zingen in de canon die wereldwijd in alle toonaarden al eeuwenlang gezongen wordt:
Magnificat anima mea Dominum.
Mijn ziel maakt groot de Heer!
[1] Lucas 1:46-48.
[2] Melanchton: ‘In dit lied draagt Maria de gestalte van de kerk in haar geheel’, geciteerd in J. Koopmans, Laatste Postille, Nijkerk 1947, pag. 19.
[3] Lucas 1:38 (NBG51)
[4] Luther, Inleiding op het magnificat, 1521.
[5] Willem Barnard, Stille omgang, Zoetermeer 1992, pag. 1061, 1062.
[6] Filippenzen 4:4.
[7] Het boek van Sander Rietveld, Nieuwe Kruisvaders. De heilige alliantie tussen orthodoxe christenen en radicaal-rechtse populisten, Amsterdam 2021, houdt ons een scherpe spiegel voor, ter waarschuwing.
[8] Matteüs 28:18 en 20.
Bekijk ook: