Het beheer van geld en goederen is de verantwoordelijkheid van de hele kerkenraad. Dat bepleit ds. Lieuwe Giethoorn, projectleider Kerk2025. "Het beheer over geld en goederen is even geestelijk als pastoraat en eredienst en raakt aan de kern van kerk-zijn."
‘Beheer over geld en goederen is even geestelijk als pastoraat en eredienst’. Deze prikkelende uitspraak stond te lezen in ‘Waar een Woord is, is een wegDownload hier 'Waar een Woord is, is een weg'’ (p.28). Voor een vreemdeling in Jeruzalem heeft deze stelling iets raadselachtigs. Wat is er zo geestelijk aan het ontvangen en uitgeven van geld, de zorg voor het kerkgebouw, het vermogensbeheer en de boekhouding? ‘De cijfertjes’. Zo noemen we graag het agendapunt in de kerkenraadsvergadering waar de financiële jaarstukken aan de orde komen. Die laten wij graag over aan de specialisten.
‘Even geestelijk als pastoraat en eredienst.’ In het jargon van Kerk2025 betekent dit: beheer raakt aan de kern van kerk-zijn. Ook het beheer behoort dus transparant te zijn. In de wijze waarop het beheer wordt ingericht en uitgevoerd, kan iets oplichten van wat de kerk, de plaatselijke gemeente, bezielt.
Het beheer kunnen we dan ook niet overlaten aan enkele deskundigen. Het is een verantwoordelijkheid van de hele kerkenraad. De zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden, zoals het beheer deftig in de kerkordeGa naar de themapagina 'Kerkorde' heet, berust bij de kerkenraad (ord. 11-1-1). De begroting en de jaarrekening worden vastgesteld door de kerkenraad. Dat is logisch, want die stukken bevatten de financiële vertaling van het beleid van de gemeente. En daar gaat de kerkenraad over. In dat beleid klinkt bovendien de stem van de gemeenteleden door. De gemeente mag de kerkenraad afrekenen op het beleidsplan, ook in financieel opzicht.
Specialisatie binnen de kerkenraad
Maar de meesten van ons hebben geen verstand van financiën. Althans, dat wordt in de kerk vaak beweerd. In de praktijk valt dat waarschijnlijk mee, want iedereen moet immers zien rond te komen. Toch heb je voor kerkbeheer een zeker charisma nodig, net als voor pastoraat of jeugdwerk. In deze tijd worden aan het beheer de nodige eisen gesteld. Financiële transparantie en integriteit zijn een must. En het beheer van gebouwen moet maatschappelijk verantwoord zijn. We moeten voldoen aan regelgeving van de overheid op het gebied van veiligheid en milieu. De verzorging van deze taak vraagt om gemeenteleden met een meer dan gemiddeld zakelijk en financieel inzicht.
Het college van kerkrentmeesters
Daarom voorziet de kerkorde voor het beheer in een vorm van specialisatie binnen de kerkenraad: de kerkenraad vertrouwt de verzorging van de beheerszaken van de gemeente toe aan een college van kerkrentmeesters (ord. 11-1-2). Deze kerkrentmeesters worden, net als de ambtsdragers, gekozen door en uit (deskundige) gemeenteleden. Voor hen gelden dezelfde integriteitseisen als voor ambtsdragers.
Dit college staat met één been stevig in de kerkenraad. Sinds Kerk2025 zijn minimaal twee ouderlingen, die deel uitmaken van de kerkenraad, tevens kerkrentmeester. Deze ouderlingen-kerkrentmeesters vormen de linking-pin tussen de kerkenraad en het college. Hiermee willen we bereiken dat het beleid van de kerkrentmeesters wordt afgestemd op de geestelijke roeping en het beleid van de gemeente. Anderzijds kunnen gemeenteleden worden aangetrokken met een vermogensrechtelijk charisma, zonder dat zij ouderling en lid van de kerkenraad behoeven te worden. En natuurlijk kan het college geheel uit ouderlingen-kerkrentmeester bestaan. Dat hangt af van de visie en mogelijkheden ter plaatse.
Aan dit college vertrouwt de kerkenraad de (praktische) verzorging van de beheerszaken van de gemeente toe. Dat betekent dat het college binnen de beleidskaders van de kerkenraad een eigen mandaat heeft in beheerszaken. In de kerkorde worden de taken tussen de kerkenraad en het college helder onderscheiden. Alles wat met beleid en geldwerving te maken heeft, geschiedt in overleg tussen college en kerkenraad. De dagelijkse uitvoering van het beheer, zoals het beheer van de goederen en het personeelsbeleid, is een zaak voor het college. De kerkenraad blijft eindverantwoordelijk en stuurt via beleidsplan en begroting het college aan.
Het college van diakenen
Een kern van kerk-zijn is dat zij is geroepen tot getuigenis en dienst in de wereld, dichtbij en veraf. Daarin belichaamt de kerk de zending van Jezus Christus die is gekomen om te dienen en zijn leven te geven tot heil van mens en wereld. Dit diaconale hart behoort in de hele kerk merkbaar te kloppen. Een kerk zonder diaconaat is geen kerk van Christus. Volgens de kerkorde is elke gemeente dan ook geroepen om dit diaconaat handen en voeten te geven. In de protestantse kerktraditie ziet een speciaal ambt binnen de kerkenraad erop toe dat de gemeente diaconaal van hart blijft: het ambt van diaken.
Een kerntaak van deze diakenen is dat zij de ‘liefdegaven’ van de gemeente bijeenbrengen teneinde mensen te helpen die in de knel komen. Ook diakenen hebben iets met geldzaken. En vaak ook met beheerstaken, over financiële reserves, vastgoed en/of landerijen. Zij moeten dus ook kunnen omgaan met ‘de cijfertjes’.
Om er voor te zorgen dat de ‘gelden voor de armen’ niet worden uitgegeven aan leuke dingen voor de gemeenteleden zelf, kent onze kerk vanouds de discipline om de diaconale gelden en goederen apart te beheren. Dit brengt de kerkorde tot uitdrukking in de regel dat in elke gemeente ook een college van diakenen is (ord. 11-1 en 2). Dit college heeft dezelfde taken en positie ten opzichte van de kerkenraad als het college van kerkrentmeesters, maar dan op het gebied van de diaconale vermogensrechtelijke aangelegenheden. Deze regel geldt ook voor de kleinste gemeenten. Het is een kwestie van principe.
Het college van diakenen bestaat tegenwoordig uit minimaal twee diakenen, die als ambtsdrager deel uitmaken van de kerkenraad. Kerk2025 heeft daarnaast de figuur van diaconaal rentmeester geïntroduceerd die voortaan deel kan uitmaken van het college van diakenen, zonder tegelijk ambtsdrager te zijn. Hierdoor kunnen meer gemeenteleden betrokken raken bij het werk van de diakenen. Een college van louter diakenen is natuurlijk ook mogelijk.
Zorgvuldig en behoorlijk bestuur
Van kerkbeheerders mag worden verwacht dat zij doelmatig, zorgvuldig, transparant handelen. Gemeenteleden moeten er op kunnen rekenen dat hun bijdragen besteed worden aan de opbouw van de gemeente, de voortgang van de evangelieverkondiging en de dienst aan de naaste. De colleges hebben de opdracht om dit proces van kerk-zijn te faciliteren. Zij draaien de beschikbare euro’s wel twee keer om. Het is tenslotte geld voor de dienst aan de Heer.
Tegelijkertijd wordt van de colleges gevraagd dat hun beheer voldoet aan algemeen geldende maatstaven van zorgvuldig en behoorlijk bestuur. Inkomsten en uitgaven moeten nauwkeurig worden geadministreerd zodat jaarlijks daarover verantwoording kan worden afgelegd aan de kerkenraad en de gemeente. Bovendien houdt ook de overheid een kritisch oogje in het zeil. Onder andere met ANBI-wetgeving die het mogelijk maakt dat bijdragen aan de gemeente of de diaconie -als charitatieve instellingen- aftrekbaar zijn van de belastingen. De overheid vraagt in dit verband om transparantie van de gemeente naar de samenleving over de besteding van de ingezamelde gelden. Alle gemeenten en diaconieën zijn verplicht om hun gegevens openbaar te maken op een toegankelijke websiteVoor meer informatie hierover. Zie themapagina 'ANBI'.
Omdat zorgvuldig beheer een belang is voor de hele kerk, wordt op het plaatselijk beheer toegezien vanuit de bovenplaatselijke kerk. Gemeenten vormen samen de kerk. Zij houden elkaar in het oog en staan elkaar bij als dat nodig is. Het toezien door het classicale college voor de behandeling van beheerszaken (CCCBMeer informatie over de CCCB in uw regio) is daar de uitdrukking van. Vanuit het toezicht worden richtlijnen gegeven voor de inrichting van de administratie en het beheer van de verschillende vermogensbestanddelen. Het doel is ook hier dat gemeenten in staat zijn aan hun geestelijke roeping toe te komen.
Toekomstperspectief
Op weg naar 2025 zullen volgens de statistieken veel gemeenten kleiner worden. De last van bestuur en beheer drukt zwaarder op een kleinere groep mensen. Soms is die last binnen één gemeente te zwaar, omdat colleges onderbezet raken. Zaken kunnen dan uit de hand lopen of onbeheersbaar worden. Het is zaak dat we dit tijdig signaleren en maatregelen nemen. Vaak wachten we daarmee (te) lang, omdat we als gemeenten zo graag zelfstandig willen blijven.Maar van beheerders mag je juist een vooruitziende blik verwachten. Wat kunnen we samen met andere gemeenten doen om te voorkomen dat onze gemeente in de problemen komt?
Als colleges toch in zwaar weer komen, kunnen zij de hulp inroepen van het breed moderamen van de classis en het CCBB. Kerk2025 heeft deze instanties duidelijk omschreven bevoegdheden gegeven om in zulke situaties orde op zaken te stellen. Dit zal vaak een kwestie van maatwerk zijn. Daarbij zal de vraag steeds zijn: hoe kan deze (kleine) gemeente nog kwaliteit leveren, in beheersmatige en in geestelijke zin?
Laten we hopen dat we als kerkbeheerders met deze vernieuwde regelgeving vooruit kunnen.
Foto: Unsplash