Hoe groter je diaconale betrokkenheid, hoe meer je je opent naar de samenleving. Bert Roor interviewde voor zijn proefschrift ‘Heilzame presentie’ gemeenteleden die diaconaal actief zijn, op zoek naar hun leerervaringen. “Je kunt eindeloos preken horen, het gaat erom wat je er in je leven mee doet.”
Roor, docent missionaire en diaconale presentie aan de Christelijke Hogeschool Ede, promoveerde in de zomer van 2018 aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Eerst maar even de begrippen missionair en diaconaal verhelderen.
“Missionair gaat over de deelname van christenen aan de missie van God in de wereld. Die brede missie is gericht op verzoening, redding van de mens en de schepping. Diaconie, dienst aan de naaste en het werken aan gerechtigheid, is daar onlosmakelijk mee verbonden. Wij delen het goede nieuws, de komst van Christus en Gods koninkrijk, de oproep om met Hem te gaan leven. Diaconaal handelen hoort bij een missionaire levensstijl. In je diaconale handelen getuig je van wie God is, die omziet naar mensen.”
Moet je daarbij je geloof ter sprake brengen?
“Dat moet niet, maar het boeiende is dat trouwe betrokkenheid bij mensen vanuit het geloof ruimte schept om te spreken over de binnenkant van het leven, over het geloof. Soms is een vraag al genoeg om verdieping op gang te brengen.
Er is en wordt vaak een ideologisch debat van gemaakt. Daarbij staan de mensen die diaconaal actief zijn tegenover de mensen met een sterke missionaire drive. Voedselbank tegenover Alphacursus.
Een van mijn lijfteksten werd 1 Timoteüs 3, 13: ‘Degenen die hun dienst goed verrichten, verwerven aanzien en kunnen door hun geloof in Christus Jezus vrijuit spreken.’ Dat zie je in de praktijk: trouw en diaconale betrokkenheid leiden tot geloofsgesprekken. Niet per definitie, niet altijd en overal, maar het is wel wat mensen in interviews vertellen. Het raakt ook mijn eigen ervaring.”
Kunt u daar meer over zeggen?
“Ons gezin is al jaren pleeggezin voor crisisopvang van een half jaar of een jaar. Wij hebben kinderen en jongeren van allerlei achtergronden en culturen in huis gehad. Je deelt elkaars leven, je eet samen, onder de maaltijd vinden gesprekken plaats. Aan tafel lezen we uit de Bijbel, zingen en bidden we. Tegelijkertijd zoeken we op allerlei manieren het goede voor onze gasten.
Onze laatste gast was een Afghaans meisje, zij is net uit huis gegaan. Zij nam afstand van haar islamitische achtergrond en was zoekend. We hadden prachtige gesprekken. Wij leerden van wat haar bezighield, zij leerde van ons.
Tijdens een maaltijd met vrienden had ze gevraagd of er bij het begin van de maaltijd gebeden werd. Nee, dat waren ze niet gewend. ‘Nou’, zei zij, ‘dan zal ik maar voorgaan in gebed.’ Dat deed ze, heel vrijmoedig, omdat ze bij ons de waarde ervan ontdekt had. Tegelijk houdt ze ons een spiegel voor.”
Kunnen we dat geloofsgesprek vrijmoedig voeren?
“Binnen de Protestantse Kerk is daar volop aandacht voor. Er is materiaal dat mensen helpt het geloofsgesprek op gang te brengen. Dat is uit verlegenheid, als het goed is bestaat de kerk uit gelovige mensen. Ik hoop dat wij de verlegenheid voorbij zijn en kunnen zeggen: dit is wat we geloven, dit is wat we meekregen uit de traditie, dit is wat de Bijbel erover zegt.”
U wilt dat gemeenteleden hun ervaringen delen, en ervan leren.
“Sinds 2000 is er een opleving in het diaconaat. Veel kerkleden zijn daarbij betrokken. Ik focuste op orthodox-protestantse kerken. Er bestaat een spanningsveld tussen je eigen gelovige identiteit en je openheid naar anderen, naar de samenleving. Hoe groter je diaconale betrokkenheid, hoe meer je je opent naar de samenleving. Dat roept vragen op.
Zolang iedereen om je heen lid is van een kerk, is de spanning tussen openheid en identiteit niet groot. Naarmate de afstand tussen kerk en samenleving groter wordt, groeit het belang om aandacht te besteden aan de ervaring die mensen in de wereld opdoen.
Een-op-een worden die ervaringen wel gedeeld, in de kerk veel minder. Ik pleit ervoor om veilige groepen te vormen, waarin je regelmatig en methodisch je ervaringen kunt delen. Ik roep kerken niet op nog meer te doen. Ik zeg: met je ervaringen in het diaconaat heb je goud in handen. Sta daarbij stil, en verbind het met de manier waarop je gelooft en de Bijbel leest.”
In uw proefschrift onderzocht u deze leerervaringen in het diaconaat.
“Leerervaringen zijn afhankelijk van de duur en de intensiteit. Kort: een groep studenten helpt een mevrouw met haar tuin en krijgt ook koffie. Die mevrouw heeft vijf jaar lang niemand in huis gehad. Dat maakt indruk als je 18, 19 bent. Langduriger: bijvoorbeeld als je werkt in een inloophuis voor mensen met psychische problemen.
Mijn motto is: Gods missie verandert mensen. God betrekt ons in zijn missie omdat Hij ook ons wil veranderen. Zolang wij keurig van buiten observeren hoe anderen bezig zijn, verandert er niets in ons leven. Juist door te participeren in die missie ontstaat er ruimte voor God om ook aan ons te werken. Alles komt in beweging als je in het diepe duikt.
Deze ervaringen helpen ons op het spoor van de navolging te komen en te blijven. Dat gaat niet vanzelf. Je kunt eindeloos preken horen, het gaat erom wat je er in je leven mee doet. Discipelschap is een leerproces.”
Wat is de rol van de predikant hierbij?
“Predikanten hebben hun eigen onmisbare rol in Gods missie. In de eerste plaats mogen zij uitleggen wat de diepte en breedte is van Gods heil en het evangelie: het goede nieuws delen, gerechtigheid, zorg voor de schepping. Als het goed is, loopt dat uit op een appel aan gemeenteleden: versta Gods roeping en leef hier uit. Predikanten horen mensen te helpen in het spoor van God te komen. Als de predikant de diaconale praktijk goed kent, kan hij ook helpen die ervaringen te verwerken, erover na te denken vanuit de Schrift.”
Foto: Sandra Haverman