2 maart 2018 - De allervroegste christelijke kerk spatte door deze verschillen bijna uiteen. Volgens ds. René de Reuver kan de weg die men toen vond om samen kerk te zijn ons vandaag helpen om één kerk te zijn van mensen met heel verschillende achtergronden en gewoon
Onenigheid in Jeruzalem
‘Wat jullie toelaten, kan echt niet. Zonder besnijdenis hoor je niet bij het volk van God. Wij hebben dit niet verzonnen, God zelf heeft het bevolen. Trouwens, ook de spijswetten kun je niet zomaar aan je laars lappen. Mozes zou het eens moeten horen.’
De sfeer moet om te snijden geweest zijn, in Jeruzalem. Paulus en Barnabas krijgen de wind van voren. Hoe halen ze het in hun hoofd om in de joodse gemeenten in Klein Asia, het huidige Turkije, de deuren open te zetten voor niet-joden. Om niet van hen te eisen zich te besnijden en zich aan de spijswetten te houden. Voor menigeen in Jeruzalem is de grens bereikt. Die gemeenten zijn hun gemeente en kerk niet meer.
Eerste christenen in Antiochië
Vanwaar deze spanning? Hoe is het zover gekomen? Lucas schrijft er uitvoerig over in de Handelingen van de Apostelen (hoofdstukken 11 t/m 15).
Na de gewelddadige dood van Stefanus is het onrustig in Jeruzalem. Diverse leerlingen van Jezus hebben het zwaar. Zij worden vervolgd en uit de stad gejaagd. Sommigen vluchten naar Antiochië, een stad ten noorden van Libanon. Van de nood maken zij een deugd: ook hier vertellen zij over wat God in Jezus heeft gedaan. Sommigen richten zich op joden, anderen op niet-joden. Met als gevolg dat veel Grieken tot geloof komen.
Al snel hoort men in Jeruzalem hiervan. Om de verhalen uit de eerste hand te kunnen vernemen stuurt men Barnabas naar Antiochië. De ontmoeting met de nieuwe gelovigen in Antiochië raakt hem. Hij ziet dat God ook onder de Grieken aan het werk is.
De reactie van Barnabas is treffend. Hij zoomt niet in op de verschillen maar op het geloof dat hij ziet opbloeien. In plaats van de gemeente van Antiochië te corrigeren bemoedigt hij hen. Hij gaat op zoek naar een assistent die hem kan helpen de gelovigen toe te rusten en in hun geloof te versterken.
Hij vindt Paulus – die dan nog Saulus heet. Een heel jaar lang onderrichten zij de nieuwe joodse en Griekse gelovigen. In Antiochië worden zij voor het eerst christenen genoemd (11:26).
Het is opvallend dat Barnabas niet focust op de verschillen maar op de weg die God met hen gaat. Hij ziet dat Gods Geest aan het werk is in Antiochië.
Nog twee details zijn leerzaam voor het samen-kerk-met-verschillen zijn.
Het eerste is dat de christenen in Antiochië zich niet afzetten tegen de moedergemeente in Jeruzalem. Integendeel. Als Judea getroffen wordt door een hongersnood geeft ieder naar vermogen gul voor de zusters en broeders in Jeruzalem (11:29).
Wat ook opvalt is de missionaire drive van deze nieuwe gemeente. Ook anderen wil men laten delen in de vreugde van het evangelie. Hun twee ‘eerste dominees’ Barnabas en Paulus houden ze niet vast, maar zenden ze uit. Aangespoord door de Geest, na samen gevast en gebeden te hebben, laten zij hen gaan. Zo begint Paulus zijn eerste zendingsreis.
Samen één kerk?
Hoe prachtig het verhaal van de gemeente van Antiochië ook is, ze verschilt wel fors van die van Jeruzalem. Veel gelovigen in Jeruzalem, de theologen voorop(!), zijn hier niet blij mee. Zij vragen zich bezorgd af of dit nog wel hún kerk is…
Het zendingswerk van Paulus en Barnabas wordt gezegend. Joodse geloofsgemeenschappen in het Romeinse rijk groeien door hun werk uit tot christelijke gemeenschappen waarin ook niet-joden volop participeren. Zij leven van de Woorden van God. Erkennen Jezus als Heer en eten samen.
Terug in Antiochië vertellen Paulus en Barnabas met enthousiasme over de zegen die zij hebben ervaren. Ook niet-joden komen tot geloof! Nieuwe geloofsgemeenschappen zijn ontstaan.
De leerlingen – van Jezus ! – uit Judea die dit horen zijn minder enthousiast. Is dit nog wel onze kerk? Zo vragen zij zich af. Behoren zij wel tot ónze kerk?
De vragen die zij Paulus en Barnabas stellen doen ertoe. Wie herkent ze niet? Je moet maar geconfronteerd worden met een gemeente waar het qua vorm en inhoud heel anders toegaat. Vergelijkbare vragen komen dan als vanzelf op. Ze moeten niet weggedrukt worden, maar aan de orde komen. Ze gaan namelijk over de identiteit en eenheid van de kerk.
Terug naar de kern
In Antiochië neemt men de kritische vragen van de broeders en zusters uit Jeruzalem serieus. Men besluit ze voor te leggen aan de moedergemeente in Jeruzalem. De apostelen en oudsten van de kerk moeten er zich over uitspreken.
Een wijs en leerzaam besluit. Over principiële kwesties kun je alleen in gezamenlijkheid beslissen. Kerk ben je niet alleen, maar samen.
Paulus en Barnabas lukt het niet om de impasse te doorbreken. Na hen neemt Petrus het woord. Hij verhaalt wat hem is overkomen bij de Romeinse hoofdman Cornelius. God heeft hem over de streep getrokken om samen met de onbesneden Cornelius te eten. Deze ervaring heeft hem geleerd ‘dat we (als joden en niet-joden) alleen door de genade van de Heer Jezus Christus gered kunnen worden’ (15:11).
Jakobus, de broer van Jezus en voorganger van de gemeente van Jeruzalem, krijgt vervolgens het woord. Hij onderstreept de woorden van Petrus. Heidenen, ofwel: niet-joden, die zich tot God bekeren moet geen ‘al te grote last worden opgelegd’ (15:19). Besnijdenis en spijsweten behoren specifiek bij het joodse volk. Zij gelden niet voor niet-joodse gelovigen. Wel moet er samen gegeten kunnen worden. Dit is essentieel voor het samen kerk zijn. Jakobus’ conclusie is helder: deze ontmoeting moet plaats kunnen vinden zonder dat niet-joden zich als joden hoeven te gedragen. Niet iemands afkomst, maar Gods genade in Jezus redt een mens.
Het besluit wordt in een brief vastgelegd. Als teken van de eenheid stuurt men Paulus en Barnabas en twee afgevaardigden uit Jeruzalem naar Antiochië. Zij moeten de brief aan de gemeente overhandigen. De brief is helder. Ze schept ruimte. ‘Het heeft’, zo staat erin te lezen, ‘de heilige Geest en ons goed gedacht u verder geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is’ (15:28).
Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen
Dit conflict in de eerste decennia van de kerk maakt duidelijk hoe om te gaan met diversiteit binnen de ene kerk. De hoogspanning die op het conflict van toen stond is voor ons nu nauwelijks nog in te voelen. Besnijdenis en de spijswetten waren – en zijn! – bepalend voor het volk van God. God zelf had hiertoe besloten. Zij markeren het verbond met zijn volk. Geen van de evangelisten vertelt dat Jezus ze niet van belang vond of heeft afgeschaft. Waarom zouden deze voorschriften dan niet gelden voor de christelijke gemeente?
Terechte en diepe vragen. Het conflict had alles in zich om uit te groeien tot de eerste kerksplitsing. In een christelijke kerk voor joden en één voor niet-joden. Deze scheuring is voorkomen, doordat wat het zwaarst is, ook het zwaarst moet wegen. Niet de afkomst, gewoonten of de vorm van het kerkzijn zijn beslissend, maar de genade van God. Met de woorden van Petrus: ‘alleen de genade van de Heer Jezus Christus redt een mens’. De heilige Geest brengt heel verschillende mensen samen. Verenigt hen in Jezus, de mens geworden genade van God. Niet de afkomst, gewoonten, wijze van doen vormt de eenheid van de gelovigen, maar Jezus.
Lucas laat ons zien dat de Geest van God christenen van joodse én van niet-joodse huize verenigt, zonder hun onderlinge verschillen weg te poetsen. De verschillen beletten de eenheid niet. Integendeel, ze geven haar diepgang en glans.
Eenheid in verscheidenheid
Wie bij Christus hoort, hoort bij elkaar. Een kerk die zich isoleert en de band met anderen verbreekt, houdt op kerk te zijn.
Halverwege de eerste eeuw waren er in Korinte verschillende kleine christelijke gemeenschappen gegroeid. In plaats van elkaar te versterken en samen kerk te zijn beconcurreerden zij elkaar. Paulus bekritiseert dit door te vragen: ‘Is Christus soms verdeeld?’ (1 Korintiërs 1:13).
Niet de verscheidenheid maar de onderlinge concurrentie verbreekt de eenheid. Diversiteit is juist nodig om de volheid van Gods genade te vatten. Alleen samen met alle – verschillende ! – heiligen kunnen we iets vatten van de hoogte en diepte, lengte en breedte van Gods liefde (Efeziërs 3:18,19). Alleen samen, met alle onderlinge verschillen, vormen wij het lichaam van Christus (1 Korintiërs 12). Niemand kan dit op z’n eentje.
Eenheid in Christus vraagt om diversiteit van gemeenten, gaven en gewoonten. Verscheidenheid vraagt om eenheid in Christus. Immers, alleen sámen zijn we één kerk.
Kliederkerk als hedendaags voorbeeld
Een protestantse gemeente had besloten te starten met een kliederkerk. Een aantal gemeenteleden wilde dit dragen. Zij hebben in Engeland enkele messy churches bezocht en vermoeden dat dit een geweldige missionaire impuls kan zijn voor hun gemeente. Ze hebben ook gezien hoe leuk het is voor kinderen én ouderen.
Met enthousiasme heeft de kerkenraad ingestemd met hun initiatief. Vanaf het begin was het een groot succes. Eens per maand loopt het buurtcentrum vol met ouders en hun kind(eren), of opa’s en oma’s met hun kleinkind(eren) om eerst samen te spelen, vervolgens creatief bezig te zijn met een thema waar later iets over wordt verteld, om tenslotte gezellig met elkaar te eten. Velen die nooit in de kerk kwamen, zijn elke maand van de partij. Ook gemeenteleden doen enthousiast mee. Voor menigeen is de kliederkerk hun kerk geworden..
Het ‘succes’ van de kliederkerk heeft echter ook zijn weerslag op de gewone zondagse kerkdienst. De kliederkerk bloeit en groeit, terwijl de gewone zondagse eredienst minder wordt bezocht. Deze ontwikkeling veroorzaakt onderlinge spanning. Men herkent zich steeds minder in elkaars vorm van kerkzijn. De één vindt de gewone kerkdienst niet meer van deze tijd en komt hier niet meer; de ander vindt de kliederkerk veel te oppervlakkig en rommelig en vindt dit geen kerk.
Handvatten om met verschillen om te gaan
Hoe om te gaan met deze spanning? Kan het verhaal uit de Handelingen van de Apostelen hierbij helpen? Is dit behulpzaam in het bovenstaande praktijkvoorbeeld? Ziet u er handvatten in voor dit concrete conflict?
U kunt hierbij denken aan:
- Horen wat de ander beweegt
Barnabas wordt naar Antiochië gestuurd om te proeven wat daar gaande is. Hij luistert goed en merkt dat God aan het werk is. Daar is hij blij om. - Elkaar dragen
Barnabas zoekt een hulp voor de gemeente in Antiochië. En zij collecteren voor de door hongersnood getroffen gemeente in Jeruzalem. - Samen zoeken naar een oplossing
Het conflict wordt in gezamenlijkheid besproken. Verhalen worden gedeeld, moeiten geuit en een oplossing gezocht die recht doet aan ieders eigenheid. - De eenheid wordt verdiept
Niet langer is de afkomst en traditie beslissend, maar de genade van God in Jezus. Hij verenigt heel verschillende mensen die wel sámen moeten kunnen eten. - Open voor de verrassing van de Geest
De oplossing is geen gevolg van slim opereren, maar een geschenk van God. De heilige Geest wijst de weg.