Op deze website gebruiken we cookies om de website te analyseren en te verbeteren. Accepteer de aanvullende cookies om video's te kunnen kijken en ons te helpen bij verdere verbetering van de website. Lees meer over ons cookiebeleid
Ord. 4-10-3 beschrijft voor de consulent een tweeledige opdracht: 1) het adviseren van de kerkenraad en 2) (als dat aan de orde is) het begeleiden van het beroepingswerk. Het eerste houdt dat de consulent de kerkenraad gevraagd, maar ook ongevraagd, adviseert. In de praktijk betekent het dat de consulent niet bij alle kerkenraadsvergaderingen aanwezig hoeft te zijn. Wel moet hij op de hoogte zijn van de punten die op de agenda staan, zodat hij de afweging kan maken of zijn aanwezigheid nodig is. Doorgaans onderhoudt de consulent met het oog hierop een nauw contact met de voorzitter en het moderamen van de kerkenraad.
De consulent heeft in de kerkenraadsvergadering een adviserende stem.
Een consulent heeft dus een beperkte opdracht. Wel staat het kerkenraad en consulent vrij om afspraken te maken over verdere ondersteuning in vacaturetijd in bijvoorbeeld het pastoraat, het voorgaan in de eredienst, het verzorgen van catechisatie of kringwerk, etc. Maar dit valt niet onder de kerkordelijke opdracht. Het hangt dus af van de agenda van de consulent of deze hiervoor gelegenheid heeft.
Kerkordelijk is het uitgangspunt dat in een kerkenraad alle ambten aanwezig zijn. Wanneer de gemeente vacant is – en geen predikant heeft – dan behoort er een consulent te zijn. Die is er dus ook wanneer er niet direct gezocht wordt om een predikant te beroepen, maar gedacht wordt aan de aanstelling van een kerkelijk werker. Er is, kortom, altijd een predikant betrokken bij een gemeente. Hetzij als dienstdoend predikant verbonden aan de gemeente, hetzij als consulent. Ongeacht of er een kerkelijk werker is of niet.