Een preekconsent is de bevoegdheid om een kerkdienst te leiden. Een preekconsent kan worden aangevraagd door kerkelijk werkers en predikanten in opleiding.
Een preekconsent wordt in eerste instantie verleend voor twee jaar. Daarna telkens voor periodes van vier jaar. Een kerkelijk werker moet ook opnieuw een preekconsent aanvragen als hij/zij verandert van gemeente of classis.
Wat is de procedure om een preekconsent voor een kerkelijk werker aan te vragen of te verlengen?
Om als kerkelijk werker een preekconsent te verkrijgen, zijn de volgende stappen van belang:
- De kerkenraad moet eerst de goedkeuring vragen van het breed moderamen van de classicale vergadering, die onder meer beoordeelt of dit preekconsent echt nodig is. De criteria daarvoor zijn het getalscriterium (zijn er te weinig predikanten in deze classis) en het pastoraal criterium (is de kerkelijk werker als pastor en gemeenteopbouwer herkenbaar in de kerkdienst).
- De kerkelijk werker dient een door de kerk aangewezen of erkende HBO-opleiding gevolgd en voltooid te hebben en ingeschreven te staan in het register van kerkelijk werkers.
- De kerkelijk werker moet de cursus ‘Homiletische en Liturgische vorming’ gevolgd en voltooid hebben, dan wel hiervoor ingeschreven staan.
- Bij een eerste aanvraag nodigt de commissie preekconsenten de kerkelijk werker uit voor een gesprek met twee leden van deze commissie.
- Na het gesprek formuleert de commissie voor de kleine synode een advies over het verlenen van het preekconsent. De kleine synode verleent het preekconsent en vraagt de kerkelijk werker ten overstaan van het breed moderamen van de classicale vergadering de belofte af te leggen.
- Het preekconsent voor een kerkelijk werker wordt de eerste keer verleend voor twee jaar, daarna telkens voor periodes van vier jaar. Hiervoor moet opnieuw het volgende materiaal worden ingeleverd.
- de motivering van de kerkenraad, met uiteenzetting dat er sprake is van ‘noodzaak’;
- een (recente) preek en een orde van dienst (met uitgeschreven gebeden);
- een verklaring van belijdenis en wandel;
- een CV (niet kerkordelijk voorgeschreven, maar wenselijk geacht door commissie);
- een verklaring dat de aanvullende cursus Homiletische en Liturgische vorming is gevolgd (cursus Prot. Academie);
- bij voorkeur ook het bewijs van inschrijving in het register van kerkelijk werkers. - De kerkelijk werker ontvangt supervisie of wordt op een andere wijze begeleid in zijn taken betreffende het preekconsent.