In veel van de recentere kinderbijbels lijken stereotyperingen van personages en groepen veel minder voor te komen dan in oudere kinderbijbels. Maar negatieve beeldvorming van Joden is daarmee nog niet altijd verdwenen.
Kinderbijbels zijn in vele soorten en maten te verkrijgen, voor iedere leeftijd en elke kerkelijke stroming. Werp maar eens een blik op de kast met bijbels in de (christelijke) boekhandel. Een kinderbijbel is een bijbelvertaling met een heel eigen idioom, aansluitend bij de taal en de belevingswereld van kinderen en jongeren. Het zijn vaak meer hertalingen dan vertalingen, waarbij sommige auteurs veel vrijheid nemen om de intentie van het verhaal over te brengen.
Journalist en historicus Ewoud Sanders onderzocht al eens stereotyperingen over joden in jeugdverhalen, en ontdekte daarin heel hardnekkige patronen. Ook in kinderbijbels zijn helaas volop uiterst pijnlijke voorbeelden van anti-judaïsme te vinden. Bijvoorbeeld in de Bijbel in vertellingen van G. Ingwersen, verschenen rond 1945 maar nog steeds te koop. In het lijdensverhaal wordt Pilatus ‘rijkscommissaris’ genoemd en heet het Sanhedrin ‘de Joodse Raad’. Deze ‘Joodse Raad’ beslist over het lot van Jezus, want ‘de Joden en de priesters haten Jezus en eisten van de rijkscommissaris zijn bloed’.
Negatieve beeldvorming
In veel van de recentere kinderbijbels lijken stereotyperingen van personages en groepen veel minder voor te komen. Is expliciet of impliciet anti-judaïsme daarmee ook verdwenen? Een bekende parabel die vaak te vinden is in kinderbijbels is die van de barmhartige Samaritaan. Het lijkt een geschikt verhaal met betrekking tot ons thema, aangezien er verschillende overduidelijk Joodse personages in voorkomen die de ‘bad guys’ lijken. Het luistert nauw hoe je deze personen neerzet in je hertaling. Voor je het weet zijn dit geen personages die in deze situatie een betwistbare keuze maken, maar staan zij symbool voor Joden in het algemeen en dragen ze zo bij aan een negatieve beeldvorming.
Neutrale personages
In Het begon met licht, geschreven door Gerrie Huiberts en geïllustreerd door Anne Westerduin, wordt de schriftgeleerde een ‘geleerde man’, de priester blijft een priester, de Leviet wordt een ‘voorname man’ en de Samaritaan ‘een buitenlander die niets van Gods wetten weet’. In deze hertaling wordt niets negatiefs gezegd over het Jodendom, maar dat is ook bijna niet mogelijk aangezien de personages bijna ‘neutraal’ zijn geworden.
In de Jeugdbijbel van Lieke van Duin, Mireille Geus en Corien Oranje heeft de schriftgeleerde een Joodse naam gekregen, Jochanan, die van zichzelf vindt dat hij erg slimme vragen kan stellen. De parabel wordt herverteld in een tweegesprek tussen Jezus en Jochanan. Wanneer zowel de priester als de Leviet met een grote boog om de gewonde man zijn heengelopen en de Samaritaan in aantocht is, vraagt Jezus aan Jochanan wat die volgens hem zal gaan doen. Die heeft zijn antwoord paraat: “Die laat hem liggen, hij wordt pas gered als er een farizeeër of wetsgeleerde zoals ik langskomt.”
Deze versie is niet negatief over Joden, maar zal het beeld dat veel mensen van farizeeërs en wetsgeleerden hebben, zelfingenomen betweters, ook niet direct veranderen. In veel kinderbijbels wordt uitgelegd waarom de priester en de Leviet doorlopen, meestal omdat ze bang zijn voor een gewonde en misschien wel dode man en de rovers.
In de context geplaatst
In de Groeibijbel van Piet van Midden en Het hoogste woord van Imme Dros krijgen de priester en de Leviet veel meer karakter. In de Groeibijbel loopt de priester niet zomaar door, hij worstelt met zijn geweten: als de man dood is, moet hij doorlopen, wanneer hij nog leeft zou hij hem mogen helpen. Ook de Leviet aarzelt: als ik een dood lichaam aanraak, mag ik voorlopig niet meer in de tempel komen. In Het hoogste woord wordt aangegeven dat de vraag van Jezus, ‘Wie heeft er nou gedaan wat God wil?’ heel moeilijk is. De personages komen er ook niet helemaal uit: God heeft regels gegeven, en daar houden de priester en de Leviet zich aan. Maar ‘God kan niet willen dat je iemand laat barsten’. Het gedrag van de priester en de Leviet wordt hier niet afgewezen, maar in de joodse context geplaatst.
Drie strategieën
Om mogelijke negatieve beeldvorming over Joden te voorkomen zijn in deze laatste hervertellingen drie ‘strategieën’ gebruikt:
- de personages minder expliciet Joods maken;
- de nadruk leggen op een begrijpelijke menselijke reactie van de priester en Leviet, namelijk bang zijn voor een gewonde man en voor rovers;
- heel expliciet maken waarom volgens de joodse wet de priester en de Leviet eigenlijk wel moesten doorlopen.
Welke van deze drie de betere optie is, blijft stof voor gesprek.
Lees meer in de serie over anti-judaïsme in de kerk:
Illustratie: Jinke Koning