'Hadden die woorden maar nooit in het evangelie gestaan!’ schreef ds. Nico ter Linden. Ook in het lijdensverhaal staan woorden die christenen aan hebben gezet tot negatieve uitingen ten opzichte van het Joodse volk. Hoe lezen en begrijpen wij de Bijbel?
Woorden hebben kracht
Het waren de woorden van een bezoeker aan Yad Vashem, het monument en herinneringscentrum voor de zes miljoen omgekomen Joden in de Tweede Wereldoorlog: ‘En dat allemaal omdat ze geroepen hebben: ‘Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!’
Woorden hebben kracht. In het Duits wordt wel gesproken over de ‘Wirkungsgeschichte’ (de werkingsgeschiedenis) van een bijbelgedeelte of een bijbeltekst. Hoezeer deze uitdrukking van toepassing is, blijkt wel uit deze tekst uit het lijdensverhaal. Zo zei Maarten Luther in een preek over de uitroep in Matteüs 27:25: ‘Ook vandaag de dag nog, nu al bijna 1500 jaar lang, zitten zij in hun ellende en hebben nergens een blijvende stad. De joden gaan vandaag nog gebukt onder het bloed van Christus, dat zal ze uiteindelijk ook in de hel neerdrukken.’
In een kinderbijbel
Een meer recent voorbeeld kwam ik tegen in een kinderbijbel, waar we verplaatst worden naar het moment dat Jezus voor Pilatus staat. De Romeinse gouverneur over Judea laat een schaal met water komen, waarin hij vervolgens zijn handen in onschuld wast. De vertelling gaat verder: ‘En dan? O, ik durf het haast niet te vertellen, dan antwoordt die verdwaasde menigte: "Dat nemen wij voor onze rekening. Wij zijn voor dat bloed niet bevreesd. Het bloed van die Nazarener? Wel, dat mag over ons en over onze kinderen komen.” Die dwazen! Ze weten niet wat ze zeggen. Ze beseffen de gevolgen niet van die gruwelijke woorden. Schaamteloos roepen zij het bloed van Christus, in zijn straffende en wrekende kracht, over zichzelf én over hun kinderen uit. Hoe durven ze! Dat bloed is over hen gekomen! (...) In de eeuwen die daarop volgden, zijn de Joden verdrukt en vervolgd. Overal werden ze gehaat en veracht. Nergens waren ze veilig. Nergens kregen ze rust. Dat bloed achtervolgt de Joden tot de dag van heden. Ze hebben het geweten dat ze die vreselijke woorden onbedacht uitgesproken hebben.’
Antisemitisme werd gevoed
Wanneer je dit op je in laat werken, begrijp je dat ds. Nico ter Linden schrijft: 'Hadden die woorden maar nooit in het evangelie gestaan!’ Want bewust, en ongetwijfeld vaak ook onbewust, zijn deze woorden uit het lijdensverhaal een aanjager geweest voor negatieve uitingen en gedragingen van christenen ten opzichte van het Joodse volk. Ze werden gebruikt als een ‘christelijke verklaring’ voor de ellende die de Joden overkwam: ze hebben het over zichzelf en hun nageslacht afgeroepen en zullen daarom deze vervloeking moeten dragen. Het antisemitismeLees ook de vierdelige serie van Bart Wallet over antisemitisme werd erdoor gelegitimeerd en gevoed.
Zelfonderzoek en correctie
De roeping die we als kerk hebben in het ontmaskeren en bestrijden van dit hardnekkige kwaad begint dus dicht bij huis. Hoe lezen en begrijpen wij de Bijbel? Zijn we ons - ook in deze tijd van het kerkelijk jaar - bewust van vooroordelen die ons lezen en verstaan bepalen? Het is goed dat we onszelf op dit punt voortdurend kritisch onderzoeken en waar nodig laten corrigeren.
Eerlijk beeld krijgen
Daarbij hoeven we lastige bijbelteksten niet weg te exegetiseren, maar we moeten er evenmin in lezen wat er niet staat. Om een eerlijk beeld van de hierboven aangehaalde tekst uit Matteüs te krijgen, moet je deze lezen tegen de achtergrond van het Oude Testament. Daar is de roep om het bloed op iemands hoofd geen zelfvervloeking, maar ergens ‘verantwoordelijkheid voor nemen’. Dr. Simon Schoon verwijst in dit verband naar 1 Koningen 2:31-33 en schrijft: ‘In het geval dat een moord of een ander vergrijp nog niet is gepleegd, is de term een waarschuwing dat men verantwoordelijk gehouden zal worden wanneer de misdaad begaan wordt. Dat laatste lijkt aan te sluiten bij Matteüs 27:26: 'De misdaad is nog niet gepleegd, maar het volk is bij voorbaat bereid de volle verantwoordelijkheid voor de veroordeling van Jezus van Pilatus over te nemen.’
Geen legitimatie
Dat is ernstig genoeg, maar mag toch nooit gezien worden als een legitimatie van alles wat het Joodse volk de geschiedenis door heeft moeten ondergaan. Wie zal durven beweren dat de aanwezigen toen en daar - hoeveel konden er eigenlijk staan op de binnenplaats van de burcht Antonia? - representatief waren voor het volk als geheel, laat staan voor het volk van alle eeuwen?
En als we in deze weken Lied 576 van Paul Gerhardt zingen: ‘O Heer, uw smaad en wonden, ja, alles wat Gij duldt, om mij is het, mijn zonden, mijn schuld, mijn grote schuld’, dan kunnen we toch onmogelijk tegelijkertijd zeggen: maar het Joodse volk is tot in de verre toekomst in de beklaagdenbank gezet, omdat zij daarvoor voor altijd schuldig zouden zijn? Had ik toen en daar voor Pilatus gestaan, dan zou ik zo mee geroepen kunnen hebben.
Verbonden met zijn volk
Onwillekeurig zie ik het schilderij De witte kruisiging voor me dat Marc Chagall in 1938, het jaar van de Kristallnacht, schilderde. Chagall beeldt Jezus af als Jood met een gebedsmantel als een lendendoek te midden van zijn lijdende Joodse volk. Aangrijpend en diep. En in het evangelie hoor ik Hem bidden: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ (Lucas 23:34) Zou dat gebed naast de Romeinse soldaten die het vonnis uitvoerden, niet evengoed gelden voor hen die de verantwoordelijkheid voor Jezus’ kruisdood op zich genomen hadden?
Illustratie: Jinke Koning