Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
infopagina

Subsidieregeling geestelijke verzorging thuis

Kerkenraden kunnen een beroep doen op een subsidieregeling indien de gemeentepredikant ook als geestelijke verzorger in de eerste lijn aan de slag wil. De subsidie is in eerste instantie bedoeld voor mensen thuis die geen onderdeel zijn van een kerkelijke gemeente en behoefte hebben aan geestelijke begeleiding.

De minister van Volksgezondheid heeft structureel 5 miljoen beschikbaar gesteld voor de inzet van geestelijk verzorging thuis. De minister heeft daar een aantal voorwaarden aan verbonden. Zo moet er levensbeschouwelijke diversiteit zijn (de cliënt moet wat te kiezen hebben) en een geestelijk verzorger moet beschikken over een levensbeschouwelijke bevoegdheid. De Protestantse Kerk heeft het mogelijk gemaakt deze bevoegdheid (of: bijzondere opdracht) te verstrekken. Daaraan heeft de kerk ook weer een aantal aanvullende voorwaarden verbonden, die gaan over de ambtelijke binding van geestelijk verzorgers met de kerk, kwaliteitsborging, geen ‘dubbele pet’ van een gemeentepredikant die ook werkt als geestelijk verzorger, en bijscholing. 

Daarnaast krijgt een geestelijk verzorger te maken met het beroepsregister van geestelijk verzorgers, de Stichting Kwaliteitsregister Geestelijke Verzorging (SKGV). Ook wordt een geestelijk verzorger geacht lid te zijn van een beroepsverband zoals de beroepsvereniging voor geestelijke verzorgers, de Vereniging voor Geestelijke Verzorgers (VGVZ). Ook deze instanties stellen voorwaarden. Er zijn dus in totaal drie sectoren die voorwaarden stellen aan geestelijk verzorgers in de eerste lijn: de overheid, de kerk en de branche. Zie hiervoor dit schema: 

Informatie voor kerkenraden & classes over deze subsidieregeling

Geestelijk verzorgers in de eerste lijn kunnen zich vanaf nu gaan melden bij een kerkenraad of classis om hen te verzoeken een zending aan te vragen. Het is daarom belangrijk om te weten waar de subsidieregeling wel voor is bedoeld en waarvoor niet, in het geval de kerkenraad via hun gemeentepredikant beroep wil doen op de subsidie. Ook voor geestelijk verzorgers die lid zijn van een plaatselijke gemeente is het goed om te weten hoe de regeling werkt voor cliënten uit dezelfde gemeente waar men lid van is.

De subsidie is in eerste instantie bedoeld voor mensen thuis die geen onderdeel zijn van een kerkelijke gemeente en behoefte hebben aan geestelijke begeleiding. 

In het geval wanneer u als een gemeentepredikant of kerkelijk werker aanvullend als geestelijk verzorger in de thuissituatie wilt werken, dan is die geestelijke zorg primair bedoeld voor cliënten buiten de plaatselijke gemeente waaraan u verbonden bent als dienstdoend gemeentepredikant of kerkelijk werker. 

Het werk dat de gemeentepredikant in de eigen gemeente verricht, valt namelijk onder het reguliere gemeentepastoraat. Het werk als geestelijk verzorger valt daar dus buiten. Op die manier wordt voorkomen dat de gemeentepredikant of kerkelijk werker een dubbele pet op heeft in de eigen gemeente. Ook wordt voorkomen dat er betalende en niet-betalende gemeenteleden ontstaan voor geestelijke begeleiding. 

Deze scheiding van rollen is geografisch gebaseerd, d.z.w.: elke gemeente heeft haar grondgebied (ord. 2-4-1). Op dat grondgebied is een gemeentepredikant pastoraal verantwoordelijk. De nieuwe toelichting op de kerkorde zegt nadrukkelijk: ‘De kerkenraad kan niet zomaar stellen dat de predikant zich in de pastorale zorg dient te beperken tot de eigen kring’ (pag. 87). Dus om en en ander overzichtelijk te houden: op het grondgebied van de eigen gemeente kan de gemeentepredikant niet tevens als ZZP-er, op basis van overheidsbekostiging, als geestelijk verzorger actief zijn. 

In een gemeente met wijkgemeenten is de predikant inhoudelijk primair verbonden aan de wijkgemeente (niet alleen), maar zijn rechtspositie ligt bij de algemene kerkenraad. Om die reden geldt in een gemeente met wijkgemeenten het hiervoor gestelde voor het totale grondgebied van de (‘centrale’) gemeente. Anders ligt toch het gevaar van rolvermenging op de loer, al is het maar in de beeldvorming.