Volgende traktementsregeling zijn gemeenten verplicht aan de predikant een ambtswoning aan te bieden. Van die plicht is de gemeente ontslagen als de predikant zelf een huis wil kopen of huren. Als een gemeente geen ambtswoning wil aanbieden, moet zij dus op zoek naar een predikant die bereid is zelf een huis te huren of te kopen.
Gezamenlijk eigendom is een potentiële bron van conflicten. Er kan onenigheid ontstaan over:
- de hoogte van de huur die de predikant moet betalen voor het deel dat de gemeente eigenaar is,
- de ontwikkeling van deze huur door de jaren heen,
- de verdeling van de eigenaars- en gebruikerslasten die door de overheid worden opgelegd,
- het gebruik van de woning,
- het onderhoud (wat is nodig en wie doet wat?)
- de kosten van het onderhoud (wat is nodig en wie betaalt wat?),
- de verdeling van een eventuele waardestijging of waardedaling,
- het moment van en de voorwaarden voor eventuele verkoop t.z.t.
Ook het verstrekken van een goedkope lening door de gemeente aan de predikant, die zelf een huis koopt, wordt ontraden. Het is een vorm van beloning bovenop het traktement dat centraal voor alle predikanten is afgesproken. Dit is volgens artikel 40a-1 van de generale regeling rechtspositie predikanten niet toegestaan. Bovendien liggen ook hier conflicten op de loer. Wat als de predikant stopt met zijn werkzaamheden voor de gemeente, maar in het huis wil blijven wonen? Wat als de predikant rente en aflossing niet betaalt of kan betalen? Wat als het huis minder waard wordt en de predikant bij verkoop van de woning met een restschuld bij de gemeente blijft zitten?
Wil een gemeente ondanks het bovenstaande negatieve advies toch een lening verstrekken, dan moet dat gezien worden als het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van de kerkenraad. Daarvoor is volgens ordinantie 11-7-3 de voorafgaande toestemming vereist van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken.
Een aandachtspunt betreft de zekerheid die de gemeente bij de lening wil stellen. De beste zekerheid is een hypotheek op het huis. Het is de vraag of deze zekerheid verkregen kan worden, als de predikant voor de financiering ook al een hypothecaire lening sluit bij een bank. Als op de lening van de gemeente geen hypotheek gevestigd kan worden, loopt de gemeente een serieus risico dat de predikant de lening niet kan aflossen als hij wil vertrekken en het huis minder waard is geworden.
Waardevermindering is überhaupt een risico voor de gemeente, omdat de predikant dan het huis niet kan verkopen en geen beroep kan aannemen naar een andere gemeente. Dat is niet goed voor de mobiliteit.
Een aandachtspunt betreft ook de hoogte van de rente. Een rente onder de marktwaarde kan gezien worden als
- een schenking aan de predikant. Volgens de gedragscode mogen predikanten geen grotere schenkingen aannemen dan € 50.
- loon in natura, waarover inkomstenbelasting betaald moet worden.
Een laatste punt betreft de opdracht van het college van kerkrentmeesters. Die betreft de financiële huishouding (vermogensrechtelijke aangelegenheden) van de gemeente (ord. 11-1). Het optreden als bankinstelling behoort niet tot die opdracht.
De rechtspositie van een predikant is zodanig geregeld dat er in de verhouding tussen gemeente en predikant niet onderhandeld hoeft te worden over financiële belangen. Dat is bevorderlijk voor de vrije uitoefening van het ambt. Gezamenlijk eigendom van een woning of een lening van de predikant bij de gemeente breekt in op deze vrijheid en kan de relatie onder druk zetten. Reden om deze constructies te ontraden. De situatie is aanmerkelijk veel duidelijker als de gemeente de woning koopt en aanbiedt als ambtswoning of als de predikant geheel voor eigen rekening de woning koopt of huurt.