Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde

Leden, gastleden en vrienden. Wie horen erbij – en wie niet?

"Nu de vanzelfsprekendheid van het kerklidmaatschap goeddeels is verdwenen, zijn er nieuwe kansen voor de kerk", aldus prof. dr. Leo Koffeman. Hij legt uit welke mogelijkheden de kerkorde allemaal biedt als het gaat om betrokkenheid bij de kerk.

Mensen van nu staan gereserveerd tegenover het lidmaatschap van grote maatschappelijke organisaties. Politieke partijen, vakbonden, omroepverenigingen, ze verliezen leden. Voor kerken geldt hetzelfde. Maar het betekent niet per se dat mensen niet meer geïnteresseerd zijn in de politiek, in arbeidsvoorwaarden, in radio en tv, … of in geloofsvragen. Je kunt toch ook op heel andere manieren meedoen, zonder zo’n lidmaatschap?

In de kerkorde wordt daarop meer dan tevoren ingespeeld. Met een variatie in vormen van betrokkenheid. Want mensen willen erbij horen en daarin tegelijk in hun eigen identiteit erkend worden. In de Bijbel vinden we al iets wat erop lijkt. Als Israël wegtrekt uit de slavernij van Egypte trekt ‘een grote groep van mensen van allerlei slag’ met hen mee (Ex. 12:38). Geen Israëlieten, wel mensen met hoop op bevrijding, ook voor hen. Als Jezus rondtrekt door het land, wordt Hij gevolgd door zijn leerlingen, maar we lezen ook steeds weer over zijn aandacht voor ‘de menigte’. Grenzen zijn betrekkelijk. 

De kerkorde kent verschillende vormen van betrokkenheid. Daarover gaat deze bijdrage, over leden, gastleden, niet-gedoopten, vrienden en meegeregistreerden. Over wat nodig is, en over wat kansen biedt.

Hoe het was

Hervormden, gereformeerden en lutheranen hebben elk hun eigen geschiedenis, ook in dit opzicht. In de lutherse gemeenten, vanouds klein in aantal en meestal ook in omvang, kende men elkaar goed. Al kon dat door de grote geografische afstanden binnen een gemeente ook wel tegenvallen. Er waren doopleden en belijdende leden.
De gereformeerden kenden dezelfde onderscheiding, maar hanteerden daarbij stevige maatstaven: als je lid was, dan werd er ook iets van je verwacht. Je was gedoopt, en als je volwassen werd hoorde je belijdenis te doen, en dus belijdend lid te worden. Verder kende men gastleden, waarover straks meer. Maar daarmee hield het op.
De hervormde kerk had nog een extra categorie, de ‘geboorteleden’. In de kerkorde was die term niet te vinden; daar werd gesproken van ‘zij die uit hervormde ouders zijn geboren’. Daarachter lag de lange ervaring van de volkskerk. 

Op weg naar de Protestantse Kerk in Nederland was dit een van de discussiepunten. Intussen kenden alle drie de kerken de ervaring van afnemende betrokkenheid. Waar houdt de pastorale zorg op, en hoe ga je dan om met de apostolaire – we zeggen nu meestal ‘missionaire’ – mogelijkheden?
In de Verklaring van Overeenstemming die in 1986 door de kerken werd aanvaard als een mijlpaal op weg naar de vereniging van 2004, staan er een paar mooie zinnen over: ‘Het is duidelijk, dat een registratie van hen, die uit christelijke ouders geboren zijn, alleen zin heeft, indien er ten aanzien van deze geregistreerden pastoraal of apostolair werk geschiedt. De verantwoordelijkheid voor hen die aan de randen van de kerken leven, is alleen te dragen door een gemeente, die toont te weten wat pastorale en apostolaire verantwoordelijkheid betekent’.

De kerkorde van 2004 vond een nieuwe formulering: de kerk kent nu doopleden, belijdende leden, gastleden, niet-gedoopte kinderen van gemeenteleden en mensen ‘die blijk geven van verbondenheid met de gemeente’ (art. III-5). Hierin kwam een nieuwe ervaring naar voren: er zijn niet alleen mensen die er nog bij horen (niet gedoopt, maar toch..), er zijn ook mensen die er al een beetje bij horen, die wel geïnteresseerd zijn in het kerkelijk leven maar niet de stap hebben gezet om lid te worden.

Kerkorde 2018

Bij de recente herziening van de kerkorde is hierover opnieuw nagedacht. Daarbij speelde sterker dan in 2004 het besef dat de kerk in een missionaire situatie is terechtgekomen. In ord. 2-2-1 staan ze keurig in het gelid, de mensen die ‘tot de gemeenschap van een gemeente behoren’. Het zijn de doopleden, de belijdende leden, de gastleden, de niet-gedoopten, en de ‘vrienden’, een nieuwe aanduiding voor degenen die blijk geven van verbondenheid met de gemeente. Op hun verzoek kunnen ze als vrienden geregistreerd worden. Op zijn minst klinkt ‘vrienden’ een stuk positiever dan het nogal eens gebruikte ‘blijkgevers’.

Leden
Hoe het zit met doopleden en belijdende leden, dat is voor iedereen wel duidelijk, denk ik. Maar mensen leven in veel gevallen gelukkig niet louter op zichzelf. Ze hebben wellicht een partner, misschien met kinderen, met wie ze samen een gezin vormen. Deze mensen die samenleven met een gemeentelid kunnen als zij geen lid zijn van de gemeente, worden ‘meegeregistreerd’. Dan weten we als gemeente iets meer over de leden van de gemeente. Uiteraard is meeregistreren alleen toegestaan als de betrokkenen, voor zover meerderjarig, daarmee ook instemmen.

Gastleden
Over de andere categorieën valt wel iets meer te zeggen. Eerst de gastleden. Het is een term die nogal eens verkeerd wordt gebruikt. In de kerkorde denken we daarbij alleen aan mensen die lid zijn van een andere kerk (zoals rooms-katholiek of remonstrant) maar die bijvoorbeeld vanwege een huwelijk met een lid van de gemeente in de praktijk meeleven binnen onze kerk. Een bekende reden om gastlid te worden is ook dat iemand te ver van de eigen kerk woont om daar actief mee te kunnen doen. Het kan zinvol zijn om als kerkenraad mensen die in de praktijk meeleven actief te benaderen voor het gastlidmaatschap. Ze hebben dan – op dezelfde voorwaarden als ‘gewone’ gemeenteleden –ook het kiesrecht, en kunnen dus verkozen worden tot ambtsdrager. Als iemand als gastlid wordt ingeschreven, wordt de ’eigen kerk’ van betrokkene daarover wel geïnformeerd. Voor de precieze regelingen verwijs ik naar generale regeling 3.

Niet-gedoopten
Bij de niet-gedoopten denken we niet meer alleen aan kinderen en jongeren die door hun ouders niet meer ten doop gehouden zijn, omdat het meeleven met de kerk marginaal was geworden. We zien nu ook ouders die bewust kiezen voor het opdragen van hun kinderen, in de hoop dat die er later zelf voor kiezen zich te laten dopen. Niet-gedoopte kinderen mogen alleen worden geregistreerd als de ouders daartegen geen bezwaar hebben. 

Bij de niet-gedoopten gaat het nu altijd om minderjarigen! Onlangs heeft de landelijke  Ledenregistratie van de Protestantse Kerk (LRP) de status van niet-gedoopten boven de achttien jaar namelijk automatisch omgezet in ‘meegeregistreerde’. Dat heeft alles te maken met de nu geldende normen inzake privacy (de AVG). Bij meerderjarigheid kan de registratie alleen voortgezet worden met instemming van de jongere zelf. Wie dan alsnog kiest om op belijdenis gedoopt te worden, wordt belijdend lid. Wie daar niet aan toe is, kan zolang hij of zij nog bij de ouders woont, ‘meegeregistreerd’ blijven – als de jongere daar zelf geen bezwaar tegen heeft. Die registratie vervalt bij het uit huis gaan. Men kan ook in goed overleg als vriend geregistreerd worden; dan blijft de registratie bestaan als deze jongere bijvoorbeeld gaat studeren. Er zijn goede redenen om niet-gedoopten/meegeregistreerden actief te benaderen met de vraag of zij ervoor voelen vriend te worden van de gemeente. 

Vrienden
Als vriend kan men alleen maar worden ingeschreven op eigen verzoek. Dat betekent natuurlijk niet dat iemand niet vanuit de gemeente benaderd kan worden met de vraag: zou je geen vriend van onze gemeente willen worden? Bij vrienden kunnen we aan heel verschillende achtergronden denken. We zagen al de niet-gedoopte die meerderjarig is geworden. Iemand kan ook ooit de kerk verlaten hebben, en op deze manier weer een eerste stap doen op de weg terug. Het kan ook gaan om iemand dit lid is van een andere kerk, maar niet als gastlid kan of wil worden ingeschreven. Een laatste groep betreft mensen die elders lid zijn van een gemeente van de kerk, maar die bijvoorbeeld in het weekend – vanwege een zomerhuisje – vaak in de gemeente aanwezig zijn.

Steeds zal wel sprake zijn van een bepaalde betrokkenheid bij de gemeente. Dat kan gaan om geregelde kerkgang, maar misschien ook om iemand die veel deelneemt aan vormingsactiviteiten of iemand die heel actief wil zijn in de plaatselijke ZWO-groep. Ook de gemeente geeft vorm aan die betrokkenheid: voor een vriend neemt de kerkenraad ook pastorale verantwoordelijkheid. Het is aan de kerkenraad om, gehoord de gemeente, te beslissen of vrienden ook stemrecht kunnen krijgen. Als zij in eigen kerk/gemeente belijdend lid zijn, kunnen zij dan ook ambtsdrager worden.

Tenslotte

Ook hiermee is natuurlijk niet alles gezegd. Er zullen wel meer contacten zijn, met mensen die geen vriend zijn of willen worden. Mensen die een nieuwsbrief ontvangen, deelnemen aan leerhuizen, of wat dan ook. Lijstjes namen. Dat is prima, maar denk er wel aan dat ook bij deze vorm van registratie de privacywetgeving aan de gemeente eisen stelt.

Was deze informatie zinvol?
We hebben je feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)